Koude Oorlog: moderne kunst tegen communisme
Het schokkende verhaal van de politiek ingezette abstracte kunst en moderne architectuur tijdens de Koude Oorlog – de dreigende oorlog van onze jeugd.
Hoe de CIA abstracte schilderijen van nietsvermoedende modernisten als Jackson Pollock, Willem de Kooning en Mark Rothko inzette als propaganda tegen het ‘Oostblok’.
Harry Truman richt in 1947 de Central Intelligence Agency op, die vanaf het begin de ‘zachte macht’ van de cultuur inzet om vooral West-Europeanen in het Amerikaanse kamp te krijgen. Eerst wordt de Propaganda Assets Inventory opgericht, die uiteindelijk meer dan 800 kranten en tijdschriften weet aan te sturen in de hele wereld. In 1950 wordt de International Organisations Division (IOD) opgezet, die opera-uitvoeringen, jazzconcerten, films en zelfs reisgidsen sponsort.
In datzelfde jaar wordt in Berlijn de CIA-onderneming Congress for Cultural Freedom (CCF) opgezet.
Doel van CIA en CCF is het concept ‘individuele vrijheid’ als Amerikaans te positioneren tegenover de staatskunst van de Sovjet-Unie en daarom sponsoren ze juist dat wat in de Sovjet-Unie verboden is: moderne (atonale) muziek en moderne (abstracte) kunst. Organsatie van de reizende tentoonstellingen is het MoMA in New York, geleid door Nelson Rockfeller, groot liefhebber van abstracte kunst, die hij ‘free enterprise painting’ noemt.
Het Institute of Contemporary Arts in Londen wordt tijdens de Koreaanse oorlog benaderd door het Congress for Cultural Freedom om een internationale prijsvraag uit te schrijven voor een ‘Monument voor de Onbekende Politieke Gevangene’ in ‘een van de grote Europese steden’. Het wordt de succesvolste kunstcompetitie ooit, met 3502 inzendingen uit 57 landen.