Omstreden kunstwerk: ‘Nana’ van Niki de Saint-Phalle

 

Nana Nana Nanana

Tekst en foto Michel Didier

Het was 2001 en Rotterdam was culturele hoofdstad van Europa. In dit vreugdevolle jaar had in het ‘Manhattan aan de Maas’ het Asklepion moeten verrijzen, een peperduur medisch themapark naast de Erasmusbrug. Van de 45 benodigde miljoenen waren er al vijftien opgehoest door sponsors als Organon, Unilever en Zilveren Kruis, maar de benodigde 330.000 bezoekers per jaar waren in de verste verten niet haalbaar.

Het was allemaal groots aangepakt: voor het door de hippe Amsterdamse architect Sjoerd Soeters verbouwde Leuvehavengebouw zou een poortgebouw verrijzen in de vorm van een reusachtige zwangere vrouw, die in ongemeen felle kleuren de Maashaven zou beheersen zoals het Vrijheidsbeeld de haven van New York. En maar drie meter lager. Niki de Saint-Phalle, de Frans-Amerikaanse kunstenares van wereldallure, zou hiermee haar allergrootste Nana hebben afgeleverd. Maar na elf jaar praten en plannen ging het Asklepion aan de neus van Rotterdam voorbij. Eindhoven werd de nieuwe vestigingsstad, maar dat plan werd in 2004 definitief afgeblazen. En toen was de kunstenares al overleden.

Electroshocks

Niki de Saint-Phalle werd in 1930 in Parijs geboren in een illuster bankiersgeslacht waarvan de stamboom tot in de Kruistochten reikt. Als driejarige verhuisde ze met haar Franse vader en Amerikaanse moeder naar New York, waar ze de Heilig-Hart-kloosterschool bezocht. In 1949 trouwde ze met de schrijver Harry Matthews, met wie ze twee kinderen kreeg. Het jaar daarop was ze weer in Parijs en werkte ze als chic fotomodel. In 1952, het jaar waarin ze op de omslag van Vogue verscheen, kreeg ze een depressie die met elektroshocks is behandeld. Daarop begon ze te schilderen. In 1960 verliet ze uiteindelijk man en kroost en ging ze samenwonen met de Zwitserse kunstenaar Jean Tinguely. Samen maakten ze deel uit van de Franse avant-gardegroep de Nouveaux Réalistes, met onder anderen Arman, Yves Klein, César, Daniel Spoerri, Christo, Ben Vautier en Martial Raysse.

Saint-Phalles bijdragen aan de manifestaties waren ‘schietwerken’: reliëfs, gemaakt van op straat gevonden rotzooi, speelgoed en etensresten, bedekt met gips en zakjes verf. Vervolgens schoot ze met een geweer de zakjes stuk, zodat de macabere sculpturen vrolijke kleuren kregen. In de Duitse pers: ‘Gräfin Niki malt mit dem Karabiner.’

In 1961 mochten bezoekers van de tentoonstelling ‘Bewogen beweging’ pijltjes gooien naar zakjes verf die aan enorme gipssculpturen hingen. Deze en andere agressieve acties waren een en al afzet tegen de klasse waaruit ze afkomstig was en de traditionele man-vrouw-verhouding. Na een paar jaar boog ze dit engagement om in een constructiever richting door met haar dochter samen poppen te maken, de eerste versies van de Nana, Frans voor ‘griet’. Ze maakte er het symbool van de oergodin in alle culturen van, wellicht als tegenwicht voor haar fallische achternaam.

Er zijn maar weinig landen die niet kunnen bogen op een meer dan levensgrote Nana: Niki de Saint-Phalle vervaardigde ze in serie. Sinds haar longen ernstig waren aangetast door het werken met polyester, laat ze ze in de fabriek maken. In dezelfde tijd, begin jaren zeventig, konden alleen de rijken waar ze zo’n hekel aan had haar werk kopen, dus maakte ze kleine exemplaren in oplagen van vijftig stuks, en opblaasbare versies, die in de Bijenkorf lagen voor 14,95 (44 cm), 39,95 (80 cm) en 59,75 (125 cm). Ook kwam een mannelijke Nana uit, Nono, van gewapend schuim, als een kunst-Ken: hij was naar alle richtingen buigbaar en kon worden ‘aangekleed’ met de bijgeleverde vleugels, slurf en staart.

‘Grootste hoer ter wereld’

In 1966 toverde  Saint-Phalle de grote zaal van het Moderna Museet in Stockholm om tot één gigantische vrouw van 23,5 meter lang, die, liggend op haar rug, 2000 bezoekers per dag ontving in haar ‘niet zo geheime opening’. Deze Hon (‘Zij, een kathedraal’) was van binnen door Saint-Phalle en Tinguely uitgerust als een kleine leefomgeving: in een borst kon men soft drinks nuttigen, in een arm oude films kijken, enzovoort. Er werd allerwegen schande gesproken van deze ‘grootste hoer ter wereld’. Een kleine versie stond een jaar later op haar tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam: na het betreden van de vrouw vond men een zachte vloer, zachte banken en zachte muziek.

WL013-711, 15-09-2003, 15:03, 8C, 7982×5642 (1639+6295), 150%, affischezacht, 1/60 s, R76.2, G35.6, B35.7

De tentoonstelling (volgens de kunstenares een ‘poppenhuis voor grote mensen’) bevatte een leger Nana’s, gepresenteerd als vrouwelijke oerkracht tegen mannelijke stereotypen. Het Dagblad voor Noord-Limburg kopte: ‘Nana’s: produkt van vrouwelijke rancune?’ en het blad Typhoon oordeelde: ‘Het is weer een van die moderne uitingen van kunstenaars, die bij hun introductie verleden tijd zijn. […] Niets slechts over het Stedelijk Museum, dat dit onschuldige vermaak een plaatsje binnen zijn muren geeft en niemand zal dwingen de Nana’s als kunstwerken te beschouwen.’ In Trouw signaleerde de Brabantse beeldhouwer Frenken: ‘Bij ons komen dit soort dingen ieder jaar met carnaval op wielen voorbij. En die worden zonder ophef gemaakt door eenvoudige kruideniers en zo.’

De Nana’s waren naïeve kunst en dat mocht geen Kunst heten. Maar juist dat frisse, vrolijke en onbekommerde van de ronde, veelkleurige vrouwenfiguren sloeg steeds meer aan bij het grote publiek. De figuren werden ook steeds speelser. In 1971-72 vervaardigde Saint-Phalle een Golem in Jeruzalem. Dit legendarische joodse monster kreeg de vorm van een gigantische kop met open muil, waar kinderen uit drie glijbanen kunnen kiezen. Was dit nog wel kunst?, vroegen critici zich af.

Vernederen, martelen en doden

Grimmiger was het schandaal rond Saint-Phalles eerste film, die in Nederland in première ging op het Rotterdams Filmfestival in 1974. De filmkeuring verbood vertoning van ‘Daddy’ wegens ‘perversiteiten en sadistische scènes’, zoals de ‘onzedelijke’ vader-dochterrelatie en de manieren die dochterlief bedenkt om haar vader ‘te vernederen, te martelen en te doden’. Uiteindelijk mocht de film in een filmhuis worden vertoond, hoewel hij in Frankrijk, Duitsland en Engeland zonder coupures in roulatie ging. Het was Saint-Phalles afrekening met haar eigen vader, wiens op haar geprojecteerde wensdromen ze bikkelhard terugkaatste. Haar tweede film, ‘Un rêve plus long que la nuit’ uit 1977, werd door de critici minder interessant gevonden. Het was een sprookje over Camélia en haar strijd tegen de Groene Draak, die in het bos ook nog eens tegen de ‘Papesse’, de vrouwelijke paus, oploopt.

Sinds 1979 werkt Saint-Phalle aan haar ‘Tarot-tuin’ in Toscane, geïnspireerd op bizarre Italiaanse Renaissancetuinen als die bij Bomarzo en op de grillige bouwwerken van Gaudí in Barcelona. Maximaal 22 personen tegelijk mogen de 22 Tarotfiguren bekijken om de spirituele werking te ondergaan. Naar verluidt kijkt koningin Beatrix er graag rond. Dit levenswerk financierde ze met een reeks meubels, vazen en parfums, gedecoreerd met de bekende kleurige figuren. Voor 6 ml van haar ‘Eau Défendue’ bijvoorbeeld, verkrijgbaar in twaalf verschillende flesjes met een sterrenbeeld erop, betaal je f 29. Eenzelfde hoeveelheid van haar eau de toilette kost f 59, maar daar staan dan twee slangen op, als symbool van wedergeboorte.

Niki de Saint Phalle is tot in alle lagen van het leven doorgedrongen. In 1997 ontwierp ze het etiket voor de Château Mouton Rothschild; in 1981 beschilderde ze de nieuwe Piper Aerostar voor een transatlantische race; in 1994 openden een Niki-museum en een Space Niki hun deuren in Tokio. In datzelfde jaar ontstond commotie in Zwitserland over een postzegel die ze in het kader van een anti-aids-campagne had ontworpen met een veelkleurige fallus (zoon Philippe is aan aids overleden). En in 1998 werd haar ontwerp voor het Asklepion afgekeurd omdat de veelheid aan spiegeltjes waarmee de onderkant was bedekt, onaanvaardbaar veel schittering in de omliggende huizen zou veroorzaken. Een tweede versie was minder glanzend, minder plomp en minder zwanger, maar met keramische tegels nog altijd in het oog springend. Chris Dercon noemde het ‘Efteling-architectuur: naïeve architectuur die snel gaat vervelen’, en de directeur van het Centrum Beeldende Kunst in Rotterdam repte van een ‘brutalesk gebouw’, een ‘totempaal of vogelverschrikker’.

In 2021 raakte bekend dat het Centre Pompidou een Nana kwijt was die het museum in 1962 had aangekocht. Directeur Alfred Paquement dacht niet dat De boerin gestolen was, maar vreesde dat een doos met het beeld bij een verhuizing in 1996 voor afval was aangezien en per ongeluk vernietigd. De kunstenares, die sinds de dood van Tinguely in 1991 in San Diego woonde, was des duivels over zoveel naïviteit. In datzelfde museum was ze ooit betrapt bij het bijschilderen van haar eigen beelden. Waarom kon dat niet zomaar? Ze werden er toch alleen maar mooier van?

Eerder gepubliceerd in Het Kunstblad, 2001