Een symfonie van Beethoven aan de wand
Beethoven componeerde de Chorale Fantasie in c mineur (Opus 80) in 1808 om ‘op een schitterende manier’ zijn Akademie-concert te besluiten. Op dat concert, in de Akademie in Wenen op 22 december 1808, beleefden zijn 5e en 6e symfonie en zijn 4e pianoconcert hun première.
Helaas was er weinig tijd om de Fantasie in te studeren; Beethoven improviseerde zelfs de piano-introductie. Een van de instrumenten viel vervolgens verkeerd in, waarop zo’n kakofonie ontstond dat de uitvoering gestopt moest worden. Na een paar momenten pijnlijke stilte ging het orkest verder waar het gebleven was.
De Chorale Fantasie was geen groot succes, ondanks de overduidelijke parallellen met de laatste beweging van de 9e symfonie. Desondanks besloot de Weense schilder Moritz von Schwind (1804-71) juist dit stuk als basis te nemen voor zijn baanbrekende schilderij Eine Symfonie in 1852. oorspronkelijk bedoelde Schwind het fresco als de ‘Beethovenwand’ van een concertzaal, maar de opdracht voor zo’n zaal kreeg hij niet en dus bleven de geplande Mozart- en Haydnwanden onuitgevoerd.
Schwind was een muziekenthousiast: “einen Löffel Musik muss man täglich haben”. Vanaf zijn vijfde kreeg hij vioolles en later was hij een vaste deelnemer aan de zogeheten ‘Schubertiades’, de muzikale avonden die Franz Schubert voor intimi organiseerde in het huis van Hofrat Spaun. Voor het ‘eerste deel’ van zijn ‘symfonie’ beeldde hij een repetitie uit van Beethovens Chorale Fantasie, waarop de hele ‘Schubertkreis’ te zien is: Franz Lachner is als dirigent geportretteerd; Hofrat Spaun en de zanger Vogel zijn ook te herkennen, maar ook Schubert en Franz Grillparzer. En aan de vleugel heeft Schwind zichzelf geschilderd, terwijl hij de bladzijden omslaat.
Net als de Chorale Fantasie heeft Eine Symfonie vier delen, maar deze vertellen – de muzikale vorm wordt omgezet in een verhalende handeling – een verhaal, namelijk van de ontmoeting tussen een jongen en een meisje. Het onderste deel, de predella, is de introductie: tijdens een huisconcert wekt een zangeres de belangstelling van een jongeman. De tweede beweging, het andante, laat een tweede ontmoeting zien, in het woud, maar nog zonder toenadering – dit is Wenen anno 1852, midden in de Biedermeiertijd.
Maar op een gemaskerd bal is er eindelijk gelegenheid voor een wederzijdse liefdesverklaring; het adagio. De symfonie eindigt bovenin het schilderij met het allegro-rondo: de huwelijksreis.
Cosimo, april 2008