Koude oorlog in de woestijn

Sinds de onafhankelijkheid in 1971 zijn de Golfstaten aan het moderniseren, maar pas sinds een jaar of twintig worden de oliedollars gebruikt om internationaal kapitaal en toerisme aan te trekken met iconische wolkenkrabbers en spectaculaire cultuurgebouwen, waarvoor westerse sterarchitecten worden aangetrokken. Tussen de emirs van Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten is zelfs een heuse koude oorlog uitgebroken, die diplomatiek maar vooral cultureel wordt uitgevochten – waarbij prinsessen veelal het heft in handen nemen. De bevolking heeft niet zoveel op met die goddeloze verwestersing.

Michel Didier

Culturele Golfoorlog

Het Louvre in Aboe Dhabi, Jean Nouvel 2017

Na de Eerste Wereldoorlog werd het Arabische deel van het Ottomaanse rijk opgedeeld in een Britse en een Franse invloedssfeer, waarbij de lokale sjeiks en emirs in het zadel bleven. Pas in 1971 besloten de Britten dat de randjes van het Arabisch schiereiland niet voldoende strategische waarde meer bezaten om nog langer bezet te houden. Nieuwe emirs kwamen aan het bewind en trachtten hun volk van veelal vissers en handelaren de twintigste eeuw in te leiden door radicale maatschappelijke veranderingen. Het vissersdorp Doha werd zo de hoofdstad van het emiraat Qatar, de oude handelsstad Muscat werd Masqat, hoofdstad van Oman, en Doebai en Aboe Dhabi twee hoofdsteden van gelijknamige emiraten die samen verder gingen als de VAE: de zeven Verenigde Arabische Emiraten.

Wolkenkrabberstad

Sinds de vondst van olie steeg het staatsinkomen en dat van de heersende families tot ongekende hoogten, maar de meest wijze emir, van Doebai, bedacht bijtijds dat de olievoorraad eindig was en dat andere inkomstenbronnen moesten worden aangeboord: toerisme en financiële dienstverlening. Zo werd Doebai de eerste wolkenkrabberstad in de regio, die vandaag nog een grote voorsprong op de andere heeft, met futuristische substeden op reusachtige kunsteilanden en een recordaantal internationale bedrijven. Het dichtbij gelegen Aboe Dhabi haakte vervolgens in, maar ambieerde vooral de culturele hoofdstad van de regio te worden door contracten af te sluiten met beroemde westerse musea: het Guggenheim, het British Museum en het Louvre.
En toen was daar plotseling het geheel onafhankelijk opererende emiraat Qatar, met ’s werelds op twee na grootste gas- en oliereserves, dat begin deze eeuw Aboe Dhabi uitdaagde door een ongekende aantal oliedollars te steken in het opwerken van Doha tot cultuurhoofdstad van het Midden-Oosten. En sporthoofdstad, want de kleine staat (België is drie keer zo groot) organiseerde in 2006 de Aziatische Spelen en wist, met veel smeergeld, de FIFA ervan te overtuigen dat de WK voetbal in 2022 in de woestijn kunnen worden gespeeld. Aboe Dhabi trok in 2009 het Formule 1-circus naar zich toe voor een populair jaarlijks evenement en sjeik Mansour al-Nahyan, lid van de koninklijke familie, kocht Manchester United, waardoor miljoenen fans nu rondlopen met ‘Dubai Airlines’ op hun T-shirt. Als tegenzet kocht Qatar Paris Saint-Germain, dat meteen een voetbalclub van internationaal belang werd. Vijf jaar geleden wist Doebai zich te laten kiezen tot toneel van de Wereldtentoonstelling van 2020, zodat de ogen van de wereld continu op de Golfregio gevestigd blijven.

Rockefeller Rothko

De culturele Golfoorlog

Maryam Abel, Purple & yellow H.E Sheikha Al-Mayassa bint Hamad bin Khalifa Al-Thani Painting, Saatchi collectie

Qatar is sinds een jaar of tien de grootste kunstkoper ter wereld. De Qatarse museumautoriteit (QMA) wordt geleid door sjeicha Al-Mayassa bint Hamad bin Khalifa al-Thani, zuster van de huidige emir, en de prominente mecenas en verzamelaar Hassan bin Mohammed al-Thani, ook lid van de regerende familie al-Thani.  Moza bint Nasser al-Missned (1959), echtgenote van de vorige emir Hamad bin Khalifa al-Thani, is een van de belangrijkste vrouwen in de Arabische wereld. Hoewel ze vanwege haar westerse levensstijl (ze vliegt in haar eigen Boeing heen en weer tussen haar pied à terres in Parijs, New York en Londen en haar villa in Doha, ontworpen door Philippe Starck in de vorm van een vliegende schotel) en chique kleding (ze droeg een jurk van Valentino tijdens de inhuldiging van Willem-Alexander, in een net gedekter tint dan die van Máxima) door de gewone Qatari met scheve ogen wordt aangekeken, is ze dé cultuurambassadeur van Qatar.
Moza en Hamad, Hassan en Mayassa waren verantwoordelijk voor de spectaculairste, recordbrekende aankopen van de laatste jaren. De eerste grote aankoop was in 2007, toen een apotheek van Damien Hirst, Lullaby Spring, werd aangekocht voor 19 miljoen dollar. Vlak erna verkreeg de koninklijke familie White Center (Yellow, Pink and Lavender on Rose) van Mark Rothko uit 1950, uit de collectie van David Rockefeller (de ‘Rockefeller Rothko’) voor 72,84 miljoen dollar, een record voor een naoorlogs kunstwerk.
Het jaar daarop waren de prijzen gestegen: het koninklijk paar kocht het wel zeer westerse Men in her Life (1962) van Andy Warhol, met de diverse minnaars van Liz Taylor, voor 63,4 miljoen dollar en La Montagne Sainte-Victoire. Vue du bosquet du Château Noir van Cézanne uit 1904 voor $ 102 miljoen. In 2001 ging prins Saoed bin Mohammed al-Thani, grootschalig verzamelaar en als voormalig cultuurminister verantwoordelijk voor de nationale musea, daar overheen met een nieuw record: 158 miljoen dollar voor een van de vier Kaartspelers van Cézanne. Mayassa zette zich definitief op de kaart als verzamelaar in 2013 met de aankoop van Three Studies of Lucian Freud van Francis Bacon, een drieluik uit 1969 dat voor $ 142,4 van de hand ging. Dat jaar riep Art Review haar uit tot invloedrijkste persoon in de kunstwereld.

Moeder van de Pop Art

Mayassa vestigde als gezicht van de QMA record op record: in 2015 bleek ze achter de aankoop te zitten van Nafea Faa Ipoipo (Quand tu te maries?) uit 1892, een van Gauguins eerste Tahitiaanse schilderijen, tot dan toe in bruikleen aan het Kunstmuseum in Bazel, maar door de erfgenamen van verzamelaar Rudolf Staechelin geveild: 210 miljoen dollar was een nieuw record. Datzelfde jaar verwierf Hamad bin Jassim bin Jaber al-Thani, de voormalig premier en minister van Buitenlandse Zaken, die veel kritiek oogstte omdat hij de Syrische rebellen van (Franse) wapens voorzag, de laatste versie van Picasso’s Les femmes d’Alger uit 1955, door een in Londen wonende Saoedi ter veiling gebracht.
Naast deze individuele aankopen verwierven de al-Thani’s grote delen van of zelfs gehele collecties, zoals die van de Franse regisseur Claude Berri, met onder meer werk van Francis Picabia en Paul McCarthy, en van de Amerikaanse financier J. Ezra Merkin, ‘de Rabbijn’, die in moeilijkheden kwam door zijn betrokkenheid bij het schandaal rond Bernie Madoff, wat zijn klanten, leden van de synagoge waar hij voorzitter van was, een miljard kostte. Voor 310 miljoen dollar verwierf Qatar beelden van onder anderen Giacometti en schilderijen, waaronder liefst elf van de twaalf Rothko’s uit Merkins collectie. Ook bij de privéverkoop van de collectie van Ileana Sonnabend, ‘de moeder van de Pop Art’, sloeg Qatar een flinke slag met werken van Andy Warhol en Jeff Koons.
Ook voor andere kunstvormen tellen de Qatari recordprijzen neer. Twee jaar voor zijn plotselinge dood in 2002 kocht Saoed een van de 120 exemplaren van het vooral in Amerika befaamde boek van James John Audubon, Birds of America (1827-38), voor $ 8,8 miljoen; het duurste boek ooit verkocht. Dat jaar kocht de emir de historische fotocollectie van de Duitse fotograaf Werner Bokelberg (136 foto’s van onder anderen Man Ray en Alfred Stieglitz) voor vijftien miljoen dollar, twee jaar later een Fabergé-ei, gemaakt voor de Russische keizerlijke familie, voor $ 9,57 miljoen bij Christie’s, en in 2003 de duurste foto ooit verkocht: De Jupitertempel in Athene door Girault de Prangey, voor $ 922.490.
Al deze kunstwerken zijn overigens niet in museumcollecties terechtgekomen, maar rusten waarschijnlijk in paleizen in Qatar.

Opmerkelijk genoeg in het licht van deze zuiver westers georiënteerde aankopen, begon Qatar zijn hoogst ambitieuze bouwprogramma met een Museum voor Islamitische Kunst, ontworpen door de Chinees-Amerikaanse architect I.M. Pei, die wereldberoemd werd met zijn verbouwing (met piramides) van het Louvre. Café en restaurant in dit MIA zijn ontworpen door de Parijse sterontwerper Philippe Starck, ook verantwoordelijk voor Moza’s villa in Doha. Hoewel de VS twee vliegbases heeft in Qatar om IS te bestrijden, is Frankrijk de voornaamste wapenleverancier. En architectenleverancier: in 2010 opende het Mathaf, het museum voor Arabische kunst vanaf 1840, met een collectie geschonken door Hassan al-Thani en ontworpen door Jean-François Bodin.

De culturele Golfoorlog

Het MIA café van Philippe Starck, Doha

Eind 2018 opent het Nationaal Museum in Doha, naar een ontwerp van Jean Nouvel, sterarchitect geworden met zijn Institut du Monde Arabe in Parijs. Zijn buitengewoon spectaculaire ontwerp is gebaseerd op de uitwaaierende vorm van de woestijnroos, gebouwd om het twintigste-eeuwse paleis van sjeik Abdoellah Bin Jassim al-Thani.

Gelukseiland

Met de opening van het MIA in 2008 schrok Aboe Dhabi van de plotselinge culturele ambities in Qatar. Verontwaardigd over zoveel vermetele initiatieven sloot het emiraat joint ventures met prestigieuze westerse musea: het Louvre, het Guggenheim en het British Museum, en huurde het de aanzienlijkste architectenbureaus in voor de gebouwen die hun aanzienlijke bruiklenen zouden huisvesten: Jean Nouvel voor het Louvre, Frank O. Gehry voor het Guggenheim, het grootste ter wereld, en Norman Foster voor het Nationaal Museum Zayed, waar oudheden uit het British Museum moesten komen te staan. Daarnaast werden ook nog Tadao Ando voor een Maritiem Museum en Zaha Hadid voor een Centrum voor Podiumkunsten geëngageerd. Dit alles plus nog een handvol musea en galeries zijn gepland in het cultuurdistrict van Saadyat, ‘gelukseiland’,  vijfhonderd meter uit de kust van Aboe Dhabi.
Tegen de taaie werkelijkheid kon zoveel eerzucht helaas niet op: van slechts een van de vijf megaprojecten is de bouw doorgezet. In november 2017 opende het Louvre, een veelvormig gebouw onder een reusachtige, lichtdoorlatende metalen koepel die eenheid en koelte moet brengen. Naast de bouwkosten van 653 miljoen dollar betaalde het emiraat 525 miljoen voor het gebruik van de naam Louvre en 747 miljoen voor dertig jaar bruiklenen, tentoonstellingen en consult, wat het Parijse museum op een storm van kritiek kwam te staan: ‘Musea zijn niet te koop’,  heette het in een petitie, getekend door 4650 museumexperts, archeologen en kunsthistorici.

Culturele Golfoorlog

Ai Weiwei, Fountain of Light, 2016, in het Louvre Aboe Dhabi

Onder de exponaten, behalve uit het Louvre ook afkomstig van het Musée d’Orsay, het Pompidou, het paleis van Versailles en negen andere Franse musea,  zijn ook eigen aankopen van Aboe Dhabi, zoals een Fountain of Light van Ai Weiwei, eigenlijk een ironische kroonluchterversie van Tatlins Monument voor de Derde Internationale, en het nu duurste schilderij ter wereld: Leonardo da Vinci’s Salvator Mundi, eind 2017 gekocht bij Christie’s voor $ 450,3 miljoen. Het paneel, waarschijnlijk in Milaan geschilderd voor de Franse koning Lodewijk XII, werd tot 2011 aangezien voor een werk van Leonardo’s leerling Giovanni Antonio Boltraffio omdat het zwaar overschilderd was.
Een speciaal opgericht instituut, Agence France-Muséums, begon in 2009 te verzamelen voor Aboe Dhabi met een jaarlijks budget van 56 miljoen dollar: na acht jaar stond de teller al op 600 kunstwerken. Het eerste was een Mondriaan uit 1922, verworven op de veiling van de Yves Saint-Laurent en Pierre Bergé-collectie. En het gaf opdrachten aan Jenny Holzer en Giuseppe Penone voor monumentale werken voor het museum.
Dat de keuze voor het Louvre, voor Jean Nouvel en voor een spraakmakend, duurste kunstwerk munitie zijn in een culturele krachtmeting met Qatar wordt zelfs in het nieuwe Louvre duidelijk. Kort na de opening bleek dat op een plattegrond die de route van een bepaalde vaas toonde Qatar was weggelaten: op de plaats waar de gehate concurrent zich bevindt was water aangegeven. Deze omissie werd schielijk rechtgezet. En net als Qatar opende Aboe Dhabi een museum voor moderne Arabische kunst en begon het fotografie te verzamelen, met name van Joseph-Philibert Girault de Prangey, de pionier die vanaf 1840 foto’s maakte in het oostelijk Middellandse-Zeegebied.

Spiesbokken

Ook Qatar heeft geplande musea moeten schrappen als gevolg van de scherp gedaalde olieprijzen. Toen emir Hamad in 2013 terugtrad, halveerde zijn zoon en opvolger Tamim het budget van zijn zusters QMA. Al eerder werd het in 2002 ontworpen fotografiemuseum, later Internationaal Mediamuseum genoemd, van Santiago Calatrava in de ijskast gezet. Maar de culturele ontwikkeling van Doha dendert verder op de uitgezette sporen, met toenemende Nederlandse deelname.
In 2013 ontwierp Calatrava een uitzinnig spectaculaire brug over de baai van Doha, de Sharq Crossing, een brug-tunnelcombinatie die door een Nederlandse aannemer gebouwd zou worden – maar de uitvoering is nog niet begonnen. Wel bouwde OMA het hoofdkwartier van de Qatar Foundation, een sobere kolos zoals Rem Koolhaas die graag ziet, in het nieuwe Education City in Doha. Even uitgestrekt staan daar het Nationaal Conventiecentrum van Arata Isozaki en Pygmalion Karatzas – met ervoor Maman, een reusachtige spin van Louise Bourgeois – en OMA’s Nationale Bibliotheek, een ‘groundscraper’ die in mei 2018 zijn deuren opende. Hoewel Koolhaas had verklaard geen iconische architectuur meer te willen ontwerpen, is dit glas-en-betonnen, ruitvormige blok een opmerkelijke verschijning. Dat zal ook het Museum of Middle Eastern Modern Art (MOMEMA) in Doebai worden, naar ontwerp van Ben van Berkel – als het ooit gebouwd wordt.

Culturele Golfoorlog

Tom Claassen, Spiesbokken, luchthaven Doha

Koolhaas ontwierp ook een complete nieuwe wijk: Airport City, voor 200.000 mensen, tussen Doha en Hamad International Airport. Deze nieuwe luchthaven is opgesierd met vele monumentale sculpturen van alweer voornamelijk westerse beeldhouwers: naast de inmiddels beeldbepalende Lamp Bear van Urs Fischer en zeer grote bronzen van de Amerikanen KAW en Tom Otterness vinden we er een kuddetje spiesbokken, woestijnantilopen, van onze eigen Tom Claassen.
Mayassa heeft publiekstoegankelijke kunst tot speerpunt van haar beleid gemaakt en in Doha wemelt het dan ook van de grote beelden. Voor de tuin van het MIA maakte Richard Serra de 25 meter hoge constructie 7, een verwijzing naar de symbolische betekenissen van het getal zeven in de islam en vooral geïnspireerd op de Ghazni-minaret in Afghanistan. Eveneens speciaal voor Qatar maakte Serra een landschapssculptuur, East-West/West-East – vier stalen platen op 250 meter van elkaar in de woestijn.
Maar de meerderheid is figuratief, en daarmee potentieel controversieel. De Qatari’s zijn maatschappelijk een stuk behoudender dan hun koninklijke familie en bezien de verwestersing van hun land met argwaan en onbegrip. Omdat de islam het uitbeelden van mens en dier verbiedt, moest de sculptuur Coup de Tête, een reusachtige uitvergroting van de beruchte kopstoot die Zinedine Zidane uitdeelde in de finale van de WK voetbal 2006, van de Franse kunstenaar Adel Abdessemed, verwijderd worden van de kade in Doha omdat het zou ‘uitnodigen tot afgoderij’. Het tamelijk monsterlijke, vijf meter hoge beeld, een ‘ode aan de nederlaag’ volgens de beeldhouwer, werd daarop in het Mathaf geplaatst, als voorbereiding op de WK in Qatar.
Evenzo moeilijk te verteren bleek Miraculous Journey, een werk van zeven bronzen uitvergrotingen van de ontwikkeling van eicel tot foetus door Damien Hirst, geplaatst voor het Sidra Medisch onderzoekscentrum in Doha. Al snel na de onthulling door Mayassa in 2014 werden ze door een soort enorme huisvuilzakken aan het oog onttrokken. Inmiddels zijn ze weer zichtbaar.

Albert Speer

In Aboe Dhabi zijn ze traditionalistische kritiek voor. In het aanbod van het Louvre figureren geen klassieke naakten, alleen Victoriaanse voorzien van vijgenblad. Aan de andere kant: er staan een koran, een bijbel en een tora broederlijk naast elkaar opgesteld, als uitdrukking van de nieuwe geest van verdraagzaamheid en openheid die de Golfstaten voorstaan. Toch lijkt het onbeperkte uitstel van de bouw van een Guggenheim-museum ingegeven door angst voor terrorisme sinds de Arabische lente: directeur Thomas Krens stelde al dat het onverstandig is een museum met zo’n joodse naam te vestigen in een land dat Israël niet erkent.
De culturele rivaliteit die is ontstaan omdat Qatar en de VAE niet geheel afhankelijk willen zijn van olie en gas, wordt ook politiek uitgevochten. In juni 2017 verbraken de VAE en Egypte onder aanvoering van Saoedi-Arabië de banden met Qatar, omdat het terrorisme zou steunen. Nu speelt Qatar een machtsspel door rebellen in Syrië en Jemen en de Moslimbroederschap in Egypte te steunen, onderhoudt het goede banden met Iran en gebruikt het de zender al-Jazeera als propagandamiddel, maar de werkelijke reden lijkt toch van economische aard te zijn. In elk geval leidde de verkettering tot een grootscheeps charmeoffensief van de Qatari in de VS, wat Qatars positie er waarschijnlijk sterker op heeft gemaakt. De geplande WK voetbal gaan in elk geval door, al worden er niet twaalf stadions gebouwd, maar slechts het vereiste minimum van acht. De vijf nieuwe zijn ontworpen door Albert Speer, zoon van de gelijknamige favoriet van Hitler, als duurzame stadions: na afloop van het evenement worden ze van hun bovenste helft ontdaan, die wordt geschonken aan een land dat geen geld heeft voor een dure overkapping. Na de dood van Speer in september 2017 zijn de ontwerpen overgenomen door verschillende bureaus, waaronder die van Norman Foster en de inmiddels ook overleden Zaha Hadid.

Culturele Golfoorlog

Damien Hirst, The Miraculous Journey, buiten het Sidra Medical & Research Centre in Doha, op de dag van de onthulling, 10 oktober, 2018

Norman Foster ontwierp het paviljoen van de VAE voor Expo 2010 in Sjanghai, in de vorm van zandduinen. Na de wereldtentoonstelling is het ontmanteld en in Aboe Dhabi gereconstrueerd, waar het nu de jaarlijkse kunstbeurs huisvest, de grootste in de regio. In 2017 opende het door Rem Koolhaas ontworpen, zwart betonnen tentoonstellingspaviljoen Concrete, OMA’s eerste ontwerp in Doebai. Foster, Hadid, Koolhaas en Nouvel werken dus voor beide rivaliserende Golfstaten, die elkaar vliegen en architecten blijven afvangen. Ondanks de crisis en de gekelderde olieprijs worden in elk geval nog miljarden geïnvesteerd in cultuur.

Eerder verschenen in Origine, 2018

 

De culturele Golfoorlog