Totaalkunstwerk in de maag
Voor de eerste grote wereldtentoonstelling na de Tweede Wereldoorlog, in 1958 te Brussel, besloot Philips zich zo spectaculair mogelijk te presenteren met al haar technologische uitvindingen en vernieuwingen op het gebied van licht, beeld en geluid. Daartoe zocht Louis Kalff, de artistiek directeur van het concern die later verantwoordelijk zou zijn voor het Evoluon in Eindhoven, contact met de Zwitserse architect Le Corbusier, een van de dinosauriërs van de moderne architectuur.
Kalff dacht aan een paviljoen met een beeld van Zadkine en met muziek van Benjamin Britten, maar ‘Corbu’ wees die radicaal af: driedimensionale objecten ontwierp hij zelf wel en voor de muziek stelde hij de toen 75-jarige componist Edgard Varèse voor. Het ontwerp van het paviljoen zelf liet hij over aan zijn assistent, de jonge Griekse architect Yannis Xenakis, die een opvallend mathematisch geheel ontwierp, voornamelijk bestaande uit hyperbolische paraboloïde vormen, een soort moderne kathedraal, geïnspireerd op een maag. Tevens componeerde Xenakis een stuk muziek, beter gezegd georganiseerd geluid, gemanipuleerde geluidssamples van brandende steenkool, getiteld Concret pH.
Poème électronique
Le Corbusier wierp zich op het interieur, dat hij voorzag van een aantal projecties, tezamen een multimedia-spektakel vormend, samen met het gebouw getiteld Poème électronique. Het was een totaalkunstwerk van licht, film, foto’s, kleur en geluid, met als onderwerp ontstaan en ontwikkeling van de mensheid, van primitieve godenverering tot genocide en consumptiemaatschappij. Enkele tientallen keren per dag werd deze show van ruim acht minuten opgevoerd voor het tentoonstellingspubliek, dat niet alleen blootstond aan een wervelende collage van abstracte en al te concrete beelden, maar ook door de ‘maag’ werd gestuwd door bijzonder experimentele geluidseffecten.
De oude vos Varèse bivakkeerde ruim een half jaar in het Natlab van Philips met twee hem fulltime toegewezen technici en kwam tevoorschijn met een band van vijftien commandosporen met kunstmatig opgewekte geluiden en gemanipuleerde geluiden uit de werkelijkheid: machines, klokgelui, gefilterde koren en solostemmen, babygehuil, transformatoren, piano-akkoorden en spanningsmeters. In het paviljoen hingen liefst 350 luidsprekers. Via telefooncentrales werd het geluid volautomatisch van de ene naar de volgende luidspreker gestuurd. Bezoekers waren omgeven door het geluid en door de metershoge projecties van maskers, baby’s, steden, concentratiekampen, pure kleuren en wapentuig. Het geluid hield, door gebrek aan samenwerking tussen architecten en componist, weliswaar geen enkel verband met de beelden, maar het totale effect was bijzonder indrukwekkend, ondanks de regelmatig terugkerende technische problemen. Liefst twee miljoen mensen ondergingen Poème électronique, het eerste grootschalige multimedia-project ter wereld, met quadrofonie en multi-screen-projectie.
Na de tentoonstelling is het paviljoen gesloopt, zodat behalve foto’s ons slechts de muziek rest van Varèse, de beelden van Le Corbusier en het Objet mathématique, een geometrische sculptuur die Le Corbusier maakte om de ingang van de ‘maag’ duidelijk te onderscheiden van de uitgang; het stond jarenlang bij Philips Lighting, maar is sinds 1998 in bruikleen bij de TU Eindhoven.
Michel Didier
Cosimo, januari 2009
afbeeldingen:
Philipspaviljoen, Brussel Expo 1958, exterieur
Le Corbusier, Poème électronique, 1958, TU Eindhoven
muziek:
Edgard Varèse, Poème électronique, 1958