Een symfonische herdenking van Rembrandts geboortejaar
In 1906 werd Rembrandts driehonderdste geboortejaar in Leiden en Amsterdam groots gevierd met tentoonstellingen, voorstellingen, gekostumeerde optochten, zelfs een bloemencorso en vuurwerk. Het pand op de Jodenbreestraat 4-6, waar Rembrandt lang geleefd en gewerkt had, werd aangekocht. Op de Rozengracht kwam een herdenkingsplaquette op de plek waar hij stierf. Bij de onthulling van de gedenksteen op het graf van Rembrandt in de Westerkerk werd Bede voor het vaderland gespeeld.
Bij de opening van de nieuwe Nachtwachtzaal van het Rijksmuseum sprak prins Hendrik de woorden: “Gelukkig vaderland, dat groote mannen heeft voortgebracht; gelukkig vaderland, dat zijne groote mannen weet te waarderen.”
Dat was op 16 juli, een dag na Rembrandts verjaardag. Die dag was er in de Stadsschouwburg in Amsterdam een speciale feestavond met voordrachten van gedichten, toneelstukken en speciaal voor de gelegenheid gecomponeerde muziek.
De feestavond in de schouwburg moest een avond worden waarop alles Rembrandtesk zou zijn. Hiervoor werden de genres door elkaar gehusseld. De avond begon met Saskia van de destijds bekende componist Bernard Zweers (1854-1924), wiens vaderlandse gevoelens sterk ontwikkeld waren. Vervolgens zagen de genodigden het derde bedrijf van Joost van den Vondels Joseph in Dotan. Na een Hymne aan Rembrandt van Alphons Diepenbrock (1862-1921) waren etsen van Rembrandt te zien met begeleidende muziek van Willem Mengelberg (1871-1951), de leider van het Concertgebouworkest. De afsluiter was een symfonisch toongedicht van Johan Wagenaar (1862-1941), geïnspireerd op het bekende schilderij van Rembrandt Saul en David.
Mengelberg had muziek gecomponeerd bij negentien Bijbelse etsen van Rembrandt: Improvisationen über eine Original-Melodie zu Radierungen von Rembrandt. Dat het de Bijbelse etsen van Rembrandt betrof was geen toeval: Neêrlands grootste kunstenaar was immers een miskend genie en daarin slechts te vergelijken met Jezus Christus. En inderdaad werd in religieuze termen over Rembrandt geschreven en gesproken. In de Hymne aan Rembrandt bijvoorbeeld: “Al was geen kruis Uw bittere belooning/Geen doornenkroon/Wie van die allen zag in U den Koning/Den Godsgezant van ’t hoogste schoon?”
Mengelbergs door Mahler beïnvloede compositie werd uitgevoerd, terwijl de etsen van glasdia’s werden geprojecteerd op een groot wit doek, naar een idee van de schilder, schrijver en graficus Jan Veth. Bij De verloren zoon en Christus die de zieken geneest klinkt muziek die de dood als troost in het leven moet illustreren, en een variatie is op een fragment uit het tweede deel van Mahlers Eerste Symfonie. Een meesterwerk was het bepaald niet, hetgeen niet verwonderlijk was, daar Mengelberg de twintigdelige compositie in slechts twee weken in elkaar had gedraaid.
Kritiek op de nationale viering was er ook, en lang niet mals. In het satirische tijdschrift De ware Jacob stond het volgende gedicht: “Aanvaard, o Rembrandt, ’t feestgerijm/Van Scharten en van Looy/Van Deyssel’s woordkunstig geslijm/Van magnifiek allooi/De vorstelijke woordenpracht/Van onzen Prins-Gemaal/Het ‘steentje’ op de Rozengracht/De Puist’ge Nachtwachtzaal.”
Nog geen twintig jaar heeft de Nachtwacht in de speciaal ontworpen uitbouw gehangen; toen waren de inzichten over de juiste belichting alweer veranderd. En Mengelberg dirigeerde toen voornamelijk in New York. Zijn Etsen van Rembrandt bleven tot de jaren negentig onuitgevoerd.
Michel Didier
Cosimo, mei 2008