Moderne kunstenaars en de Grote Oorlog

Bij geen oorlog waren zoveel kunstenaars betrokken als bij de Eerste Wereldoorlog. In de drie jaar voor het uitbreken gaven kunstenaars, schrijvers en componisten, vooral de expressionistische, in hun werk al blijk van naderend onheil. De ‘apocalyptische landschappen’ van Ludwig Meidner en ‘Tierschicksale’ van Franz Marc, en ‘Mars’, het eerste deel van The Planets van Gustav Holst – geschreven vlak voor de fatale zomer van 1914, zijn voorbeelden van kunst die de oorlogsdreiging vertolken.
* Gustav Holst – ‘Mars, the Bringer of War’, The Planets, 1914 *

Bij de mobilisatie van achtereenvolgens Oostenrijk, Rusland, Duitsland, Frankrijk, Engeland en Italië is het enthousiasme enorm, ook bij socialisten en anarchisten. Vele kunstenaars melden zich als vrijwilliger, hoewel de druk zo groot is dat vaak geen sprake is van ‘vrijwillig’. Oskar Kokoschka en Stanley Spencer zien zich na een jaar gedwongen dienst te nemen.

Expressionisten

De eerste gesneuvelde kunstenaar van de Eerste Wereldoorlog is August Macke (Meschede 1887 – nabij Perthes-lès-Hurlus (Champagne) 1914), lid van Der Blaue Reiter in München en opgeroepen in september 1914; voor hij een paar weken later sneuvelt, schrijft hij: “In de oorlog zijn wij allen gelijk. Maar onder duizend dapperen treft de kogel een onvervangbare. Met zijn dood wordt de cultuur van het land een hand afgehouwen, een oog uitgerukt”. En: ”Wij schilders weten heel goed, dat met het wegvallen van zijn harmonieën de kleur in de Duitse kunst vele tinten bleker zal worden, een doffere, drogere klank. Hij heeft voor ons allen de kleur haar helderste en schoonste klank gegeven, klaar en helder als zijn hele leven was”.

Tegelijk heeft zijn vriend Franz Marc vrijwillig dienst genomen, die door dysenterie getroffen vanuit het veldhospitaal verwoordt hoe veel kunstenaars en intellectuelen over de oorlog denken: „Der Krieg geht umher. Europa ist krank am alten Erbübel und will gesund werden, darum will es den furchtbaren Blutgang […] Um Reinigung wird der Krieg geführt und das kranke Blut vergossen.“ Twee jaar later sneuvelt hij bij Verdun. Kort hiervoor schrijft hij zijn vrouw Maria hoe mensonterend de oorlog is en hoe profetisch zijn schilderij ‘Tierschicksale’ uit 1913. De dichteres Else Lasker-Schüler schrijft een necrologie in het Berliner Tageblatt: „Der blaue Reiter ist gefallen, ein Großbiblischer, an dem der Duft Edens hing. Über die Landschaft warf er einen blauen Schatten. Er war der, welcher die Tiere noch reden hörte; und er verklärte ihre unverstandenen Seelen.“
Marcs vriend Paul Klee weet een veilige plaats te bemachtigen, als administrateur bij de luchtmachtopleiding in Beieren. Daar beschildert hij vliegtuigen en schildert hij neerstortende vogels en sterren.

Zenuwinzinking

Om aan plaatsing bij de infanterie te ontkomen, neemt Ernst Ludwig Kirchner vrijwillig dienst  bij de artillerie, maar al snel wordt hij met een zenuwinzinking opgenomen. Er volgen meer psychische problemen, zodat hij van het ene sanatorium naar het andere verhuist en uiteindelijk in Davos portretten van de ‘idioten’ daar vervaardigt. Zijn clubgenoot bij Die Brücke, Erich Heckel, laat zich opleiden tot ziekenverpleger en kan in dienst schilderen, met Kerstmis 1916 bijvoorbeeld de ‘Ostender Madonna’ voor de gewonde soldaten. In Oostende ontmoet hij Max Beckmann, die vrijwillig dienst heeft genomen als verpleger en in 1915 een zenuwinzinking krijgt. Door zijn traumatische ervaring verhardt zijn kunst zich.

Als Oskar Kokoschka in Wenen uiteindelijk in 1915 vrijwillig dienst neemt, krijgt hij dankzij de architect Adolf Loos een plaats bij het k.u.k. eliteregiment dragonders. Dat verhindert niet dat hij onmiddellijk zwaargewond raakt door een Russische bajonet in de borst en aan het hoofd. Eenmaal gerevalideerd raakt hij opnieuw zwaargewond aan het Isonzo-front in Italië.

Kubisten

Eveneens zwaargewond raakt Georges Braque, die enthousiast heeft dienst genomen in 1914. De schilders Roger de la Fresnaye en Fernand Léger brengen de hele Eerste Wereldoorlog aan het front door, maar de beeldhouwers Raymond Duchamp-Villon en Henri Gaudier-Brzeska sneuvelen. André Mare is een van de kubisten die de eerste camouflage schilderen. Solomon J. Solomon organiseert de Britse camouflageafdeling. Stanley Spencer en de Engelse futuristen Wyndham Lewis, William Roberts, David Bomberg en C.R.W. Nevinson zijn officiële ‘War Artists’; hun professor aan de Slade Academy, Henry Tonks, draagt met gedetailleerde pastels van verminkte gezichten bij aan de plastische chirurgie.
Oudere kunstenaars als Félix Vallotton, Maurice Denis, Pierre Bonnard en Edouard Vuillard schilderen de effecten van de oorlog in opdracht van het ministerie van Cultuur.

Voor kunstenaars in Parijs biedt dienstneming in het Franse leger de mogelijkheid de Franse nationaliteit te verwerven. Picasso is niet geïnteresseerd, maar zijn vriend Guillaume Apollinaire wel; hoewel hij herstelt van een zware hoofdwond, sterft hij kort daarop aan de Spaanse griep die in 1918 tientallen miljoenen slachtoffers eist, onder wie Gustav Klimt en Egon Schiele in Wenen. Net als Emil Nolde portretteert Schiele Russische krijgsgevangenen.
Ook de Tsjechen Frantisek Kupka en Otto Gutfreund nemen dienst in het Franse leger. Kupka wordt ziek, maar trekt in 1918 opnieuw ten strijde en krijgt het Légion d’Honneur en de Franse nationaliteit. Gutfreund wordt gearresteerd als hij betoogt tegen de beslissing Tsjechen als vijanden te beschouwen; hij wordt tewerkgesteld in een munitiefabriek.

Futuristen

De Italiaanse futuristen staan te springen om aan de lang verbeide oorlog deel te nemen in 1915. Marinetti, Umberto Boccioni en Antonio di Sant’Elia nemen dienst en de laatste sneuvelt, terwijl Boccioni door paardenhoeven wordt vertrapt tijdens een cavalerietraining. Severini brengt de Eerste Wereldoorlog in Parijs door, waar hij passerende gewondentreinen schildert.

Belgische vluchtelingen

Nederland blijft neutraal en mag daarom vluchtelingen uit vele landen opvangen. De Franse kubist Henri Le Fauconnier is voor een tentoonstelling in Domburg als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt en besluit in Nederland te blijven om de dienst te ontlopen. Hier gaat hij expressionistisch werken en oefent hij een grote invloed uit op de kunst van de Bergense School. Belgische vluchtelingen zijn er natuurlijk het meest. Frits van den Berghe en Gustave De Smet werken in Laren en Amsterdam en Georges Vantongerloo wordt door Theo van Doesburg ingelijfd bij De Stijl.

Andere Belgen werken in Parijs: de oude symbolist Jean Delville maakt het ene propagandaschilderij na het andere en Henry de Groux wordt zo aangegrepen door persverslagen dat hij reeksen hartverscheurende etsen maakte over de hel in de loopgraven. De piepjonge expressionist Frans Masereel maakt in Zwitserland tussen 1917-20 een kleine duizend tekeningen in dagelijkse afleveringen in het pacifistische tijdschrift ‘La Feuille’, waarbij hij de verschrikkingen van de oorlog in beeld brengt. Ook Zwitserland is een wijkplaats voor talloze kunstenaars die de oorlog willen ontlopen. In Zürich stichten Franse, Duitse en andere kunstenaars en dichters Dada, een nihilistische beweging tegen de absurditeit van de oorlog.
Dada en het eveneens internationale, in het eveneens neutrale Nederland gestichte De Stijl zijn in ekere zin tegengestelde richtingen in de moderne kunst, maar beide ontstaan uit de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog.