Omstreden kunstwerk: het Dachaumonument van Niek Kemps
Lichten uit!
Michel Didier
Amsterdam is vol. Rond de zeventig monumenten herinneren aan de Tweede Wereldoorlog, maar jaarlijks worden aan het Amsterdams Fonds voor de Kunst tientallen verzoeken gericht om meer, steeds meer, nog meer monumenten. Soms wordt een verzoek gehonoreerd en het stadsbeeld verrijkt met een beeld van meestal bescheiden afmetingen.
Dachaumonument
In 1993 besloot het Nederlands Dachau-comité, bestaande uit kampoverlevenden, dat het tijd was voor een monument ter nagedachtenis aan de dertigduizend slachtoffers van het eerste nazi-concentratiekamp, dat in 1933 bij München werd gebouwd en als model diende voor veel later gebouwde kampen. Als geschiktste plaats voor het monument had het comité niets minder dan het Museumplein in gedachten. De gemeente gaf nul op het rekest, want op het plein staan al er twee. Wel sprak de gemeenteraad zich uit voor de oprichting van een Dachaumonument.
Met bebloede kop teruggedeinsd, nam het comité nu een langere aanloop. Dat monument moest er komen, hoewel er in Utrecht al een Dachaumonument staat. Er werd een Stichting Nationaal Dachau Monument opgericht, hoewel er al een Nationaal Monument is. Maar omdat het Rijk ook geld fourneerde, annexeerde de stichting het predikaat ‘Nationaal’. Vervolgens werd de doelstelling flink uitgebreid, in samenwerking met het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK): het monument zou niet alleen een plek van bezinning worden aangaande Dachau, maar zou de Nederlandse slachtoffers van alle concentratie- en vernietigingskampen vertegenwoordigen. Niets minder dus dan een samenvoeging van het Nationaal Monument, de Hollandsche Schouwburg, het Auschwitzmonument, dat voor de Vrouwen van Ravensbruck … allemaal in een.
Spookbeelden
Zo’n reikwijdte veronderstelde een monumentaal monument, en vooraanstaande kunstenaars werden uitgenodigd om het eisenpakket in een artistiek verantwoord gedenkteken te verwerken. Uit de drie inzendingen werd het ontwerp gekozen van Niek Kemps, die Nederland kort daarvoor had vertegenwoordigd op de Biënnale van Venetië. Een paar jaar eerder had hij de prijsvraag gewonnen voor een monument in Rotterdam, dat ter gelegenheid van het 650-jarig bestaan en 50 jaar wederopbouw in 1990 midden op de Nieuwe Maas moest komen. Helaas bleek dat de dertien meter hoge koperen platen van Kemps’ ontwerp de radar met ‘spookbeelden’ zouden verstoren. Kemps versimpelde het ontwerp door minder en dunnere platen te gebruiken. Eén miljoen kreeg de stad cadeau van de regering; de gemeente trok zeven ton uit voor de fundering. De kosten liepen uiteindelijk op tot vier miljoen gulden, inclusief het flink opgeschroefde honorarium van de kunstenaar. In plaats geledelijke voorbereiding van de gemeenteraad hield wethouder Linthorst de toenemende kosten verborgen. Uiteindelijk viel het hele project aan diggelen, samen met het kunststad-van-de-toekomst-imago dat Rotterdam zich probeerde aan te meten.
Voor het Dachaumonument ontwierp Kemps een laan van zestig meter lang, begrensd door twee taxushagen van tien meter hoog, geplaveid met blauwstenen platen met de namen van 350 van de ruim 1600 kampen die er zijn geweest. Het pad bolde in het midden om de gang wat te bemoeilijken. In de hagen waren blauwwitte lampen aangebracht, die ’s avonds de gang hel moesten verlichten.
Vondelpark
Een dergelijk stuk land art leek gemaakt voor Flevoland, waar al menige ingreep is gepleegd in de eindeloze velden. Het was echter bedoeld voor het Vondelpark, waar het de argeloze vrijetijdsbesteders ‘ongewild en spontaan’ wilde confronteren met het zwarte verleden. Maar het monument zou ook ‘een brug naar het heden’ slaan, want over de kampnamen joggend ‘denkt de bezoeker vanzelf ook aan Rwanda, Somalië’. Ondanks de grootstedelijke, ja zelfs landelijke uitstraling valt het park onder stadsdeel Zuid, dat makkelijker te porren was voor een extra monument. Maryan Geluk, projectleidster bij het AFK, kon haar geluk niet op met zo’n prachtig, vooruitstrevend ontwerp: “Wat ons betreft zou het geen gewoon gedenkteken worden, waar mensen kransen bij kunnen leggen. Het moest jongeren aanspreken, multifunctioneel zijn en misschien zelfs iets theatraals hebben.” De stadsdeelambtenaren en de deelraad waren eveneens verheugd met deze ingreep, zonder zich af te vragen of plaatsing van het monument niet aantasting van een ander monument (het park) betekende.
Omdat het befaamde park is opgezet volgens Romantische tuinaanlegprincipes, loopt er opzettelijk geen enkele weg recht en dus ontbeert het een ononderbroken stuk grond van zestig rechte meters. Daarom moest de laan op driekwart van de lengte doorsneden worden met een fietspad. In het drukst bezochte park van Nederland zouden duizenden mensen per dag zich door een smalle opening moeten worstelen in een voor het overige ondoordringbare haag.
Een wat ongelukkige uitspraak van Kemps deed de eerste verontwaardiging en ongeloof ontvlammen. In een vraaggesprek gaf hij aan dat de witblauwe lampen verwezen naar de alom aanwezige bewaking in de concentratiekampen en de lichte helling in het plaveisel moest doen denken aan de opzettelijk moeilijk begaanbare wegen die de nazi’s in de kampen aanlegden.
Geheim
Het dagelijks bestuur van deelraad Zuid voelde de bui al hangen. Normaal gesproken wordt een prijsvraag bekendgemaakt met de ingezonden voorstellen erbij. Nu waren de namen van de andere twee kunstenaars plots geheim. De hele zaak bleef angstvallig binnenskamers totdat ‘het ontwerp in zijn totaliteit wordt goedgekeurd’. Een journaliste van het NIW stuitte bij toeval op de plannen en maakte die wereldkundig. In Het Parool verscheen vervolgens een foto van de maquette van Kemps, maar die werd daarna niet meer vrijgegeven. Daarop begon de pers fouten en onzekerheden te zoeken. En te vinden.
De ondoordringbare haag zou wel een enorme barrière gaan vormen in het park, dus Kemps maakte de taxus al meteen de helft lager. De begrote vier à vijf ton voor het monument waren er zeker twee te weinig. De zware steenplaten zouden onverbiddelijk in de moerasbodem van het Vondelpark wegzakken. Kemps zei desgevraagd: “Waarschijnlijk moet er worden geheid”, maar op een betonnen fundering zouden forse lagen compost gestort moeten worden, willen er taxusbomen van vijf meter hoog groeien.
Inderhaast belegde de deelraad een informatieavond, waar omwonenden en belangstellenden kennis konden nemen van de plannen en hun eventuele bezwaren naar voren brengen. Het werd een heel gedrang bij de microfoon. De goede bedoelingen van het verbijsterde comité, de aangeslagen kunstenaar en het ontgoochelde Fonds voor de Kunst gingen ten onder in een stortvloed van tegenargumenten, die weldra ontaardde in eindeloos gekrakeel over ‘beheersbaarheid’ van een halfverborgen plek waar zich ’s nachts verslaafden kunnen verzamelen om hun besmette naalden rond te laten slingeren die dan de volgende ochtend door de argeloze kroost van de omwonenden zouden worden gevonden. Niemand die rechtstreeks durfde te zeggen dat hij geen oorlogsmonument wilde.
Boeien
Niemand die de voor de hand liggende vragen stelde: Is er behoefte aan nog een monument? Er zijn toch al kampmonumenten? Als dit monument daar boven uit wil stijgen als nationaal monument voor alle kampen, hebben we toch voldoende aan het Nationaal Monument op de Dam, waar alle Nederlandse oorlogsslachtoffers herdacht worden? Waarom moet het zo vanzelfsprekend in Amsterdam? En wat moet Nederland met een monument voor de nazikampen, als het ‘ook de jongeren moet boeien’ en een verband wil leggen met Rwanda, Bosnië en Somalië?
De massale kritiek op de vorm en de plaats van het geplande bouwwerk bleek echter al voldoende voor het Comité om door de knieën te gaan. ‘We wilden iets dat zou aanzetten tot bezinning en tolerantie; wat we veroorzaakten was commotie en irritatie,’ zei voorzitter C. Steensma. Het Amsterdams stadsbestuur reikte de helpende hand door het Amsterdamse Bos als alternatieve lokatie aan te bieden. Kemps ging met de landschapsarchitect van het Bos op zoek naar een geschikte plaats. Dat werd een open plek ten zuiden van de Bosbaan, de roeibaan die nog van de Olympische Spelen van 1928 dateert. Daar wijdde Prins Bernhard het monument in op 2 december 1996, zonder protesten en zonder discussie over het nut van monumenten als gedenkplaatsen. Voor 530.000 gulden. De taxus mag tot een meter of vijf uitgroeien. De lampen gaan ’s avonds uit om associaties met concentratiekampen te voorkomen. Gaat allen rustig slapen.
Eerder gepubliceerd in Het Kunstblad, 2002, en De Groene Amsterdammer, 1995